Amsterdam 15-08-1987
Juul Neumann werd op 17
april 1919 te Amsterdam geboren. Tijdens zijn
HBS-B opleiding aan het Hervormd Lyceum te Amsterdam kwam hij in contact met
Berend Hendriks die enige tijd zijn klasgenoot was. Neumann en Hendriks konden beide goed tekenen en
wilden na hun middelbare schoolopleiding naar de
kunstacademie. Via relaties van de ouders van Hendriks werden Neumann en hij in
de gelegenheid gesteld privé-lessen te volgen bij de
kunstenaar Ger Gerrits. Hendriks werd
door Gerrits opgeleid voor het toelatingsexamen van de Rijksacademie en hoewel dat ook de bedoeling van
Neumann was, heeft hij door gebrek aan financiële middelen na zijn
HBS-opleiding niet meer verder gestudeerd. Wel heeft hij vanaf 1936 tot het
einde van de oorlog eenmaal per week lessen gevolgd
bij Gerrits in schilderen en grafische
technieken. Naast schildertechnische aspecten werd er door Gerrits in deze
lessen vooral veel aandacht besteed aan de beeldelementen en compositie en werd
Neumann geoefend in het schilderen van portretten, stillevens en daarnaast in
het buitenschilderen.
Tijdens
de oorlogsjaren deelden Neumann en Hendriks een atelier in de Swammerdamstraat te Amsterdam waar Neumann in zijn
vrije tijd - overdag werkte hij bij de
distributiedienst van de gemeente Amsterdam -
zijn eerste schilderijen maakte.
In tegenstelling tot Gerrits die deze jaren in een
realistische stijl werkte, toonde Neumann in
stadsgezichten en landschappen een voorkeur
voor geabstraheerde vormen, heldere kleuren en het behoud van het
tweedimensionale Karakter van het schilderij wat met name
in zijn stillevens als Compositie met bananen uit 1943 tot uitdrukking werd gebracht.
In september/oktober 1945 debuteerde Neumann op de
tentoonstelling Kunst in Vrijheid in het Rijksmuseum te Amsterdam met een paar
olieverfschilderijen en gouaches, waarmee hij blijk gaf nog te zoeken naar een
eigen vormentaal die balanceerde tussen figuratie en abstractie. Zo toonde zijn schilderij Straatje
uit 1945 een vrij realistische weergave in heldere
kleuren, die echter door de aangebrachte schaduwpartij en de indruk van
verlatenheid een enigszins magische geladenheid heeft
gekregen.
In Spel, eveneens
uit 1945 is het figuratieve uitgangspunt daarentegen praktisch opgelost door het nagestreefde behoud van
het tweedimensionale karakter van het
schilderij, dat door elkaar overlappende
kleurvlakken- en vormen tot stand is gebracht. Invloed van het kubisme spreekt ook uit zijn stilleven Rose
en Geel uit 1945, dat onder andere getoond werd op de
manifestatie De kunst gaat door het vrije land, in 1946. Deze invloed is terug
te voeren tot de tentoonstelling die de kunstenaarsvereniging De Onafhankelijken in 1932 te Amsterdam organiseerde ter
gelegen heid van naar twintigjarig bestaan, waarop
naast leden ook een aantal internationale,
moderne kunstenaars met werk vertegenwoordigd waren. Zoals Braque, Chagall,
Dérain, Ernst, de Chirico, Kandinsky,
Klee, Leger, Lipchitz, Matisse, Miró, Mondriaan, Picasso en Zadkine. Vooral de stillevens van Braque spraken
Neumann bijzonder aan, waardoor hij zich verder in diens werk ging verdiepen en de invloed daarvan in zijn eerste
na-oorlogse schilderijen en gouaches op persoonlijke wijze
verwerkte in zijn ontwikkeling naar abstractie.
Na de oorlog heeft Neumann enige tijd getracht
van de opbrengst van zijn werk te leven wat
echter niet lukte, zodat hij - zoals wel
meer kunstenaars in deze jaren - genoodzaakt was zijn kunstenaarschap met een functie in het bedrijfsleven te
combineren. Een combinatie die hem er
niet van weerhield zoveel mogelijk aan
tentoonstellingen deel te nemen en lid te worden van verenigingen zoals Creatie/Groep '54 en de latere. Liga
Nieuw Beelden. Daarnaast werd hij
begin 1946 samen met Hans Ittmann op uitnodiging van Willy Boers - omdat hij hun werk modern vond - lid van De Onafhankelijken, maar Neumann verliet deze
vereniging, samen met enkele andere
leden, al vrij snel toen bleek dat het bestuur dat tijdens de oorlog tot
inschrijving bij de Kultuürkamer had besloten na de oorlog weer terugkeerde. Twee
van de uitgetreden leden, Ger Gerrits
en Willy Boers kwamen mede hierdoor - omdat de mogelijkheid van exposeren bij De Onafhankelijken
wegviel - in 1947 tot de oprichting van de kunstenaarsvereniging Vrij Beelden.
Pas in 1967 werd Neumann voor de tweede maal lid van De Onafhankelijken.
Tussen
1947 en 1955 maakte Neumann een aantal olieverfschilderijen die toonden dat hij uit de voorgaande periode een
eigen abstracte vormentaal had ontwikkeld, waarin zijn voorkeur voor heldere
kleuren en het benadrukken van het tweedimensinale beeldvlak gehandhaafd
bleven. Het meerendeel van deze composities heeft Neumann samengesteld uit vrij
regelmatige patronen van tegen elkaar geplaatste of elkaar oversnijdende
arabesken, en/of ronde,meer
organische vormen en curve-achtige lijnen. In eerste instantie voorzag Neumann deze werken nog van een titel die naar het uitgangspunt van elke creatie
verwees, zoals Arabesk met vogels uit 1947, maar vanaf midden 1949 ging hij er toe
over zijn composities schilderijen te noemen en van een nummer te voorzien.
Enkele van deze schilderijen werden in
Amsterdam getoond op de exposities Amsterdamse
Schilders van Nu in het Stedelijk Museum mei 1948 en 1950, De Keerkring in
Museum Fodor april/mei 1949 en op
uitnodiging van Gerrits bij Vrij Beelden in Museum Fodor september 1949. In de dagbladkritieken naar
aanleiding van genoemde tentoonstellingen werd er aan
deze abstracte composities nauwelijks enige aandacht besteed.
Ook de olieverfschilderijen en linosneden die Neunann tussen 1950 en 1955 vervaardigde en op tentoonstellingen van Creatie -
waarvan hij op uitnodiging van Gerrits begin 1951 lid werd - liet zien, wekten nauwelijks enige belangstelling op bij de critici.
Zo kwam J.M. Prange in het
Parool (25.11.1955) naar aanleiding van de tentoonstelling van Creatie, die november/december 1953
in Galerie Le Canard te Amsterdam
werd gehouden, niet verder dan de opmerking: '...aardig doen ook enkele
linoleumsneden van Juul Neumann aan.' Dit
gold overigens niet alleen voor het werk van Neumann. Over het algemeen werd in
de dagbladkritiek naar aanleiding van de verschillende exposities van Creatie de meeste aandacht besteed aan het uiteenzetten van de heersende opvatting
dat dergelijke vergaande abstracte
uitingen niet meer als kunst konden worden opgevat, dan aan de getoonde werken van elk der leden op zich.
Neumann vervaardigde tussen 1950 en 1955 een
aantal composities waarin hij evenals in zijn werk uit de jaren
ervoor en nu geheel overeenkomstig de
doelstelling van Creatie - de bevordering van de absolute kunst - het karakter
van het vlak wist te behouden en een
nieuwe ruimtewerking tot stand bracht uitsluitend met kleur en lijn. Kenmerkend voor zowel zijn
schilderijen als zijn linosneden uit
deze jaren is de beperking van het kleurgebruik tot, veelal een keuze uit, de primaire kleuren in combinatie met zwart, of grijs en wit, en een geometrisering
van de vormen. Hoewel de meeste
composities uit enkele vormen en lijnen zijn opgebouwd - zoals zijn ontwerp van het affiche voor de tentoonstelling van Creatie in Museum Fodor
januari/februari 1953 laat zien heeft
Neumann in deze jaren ook een paar werken gemaakt, waarin hij met
meerdere beeldelementen vlakke, vrij strak omlijnde vorm- en lijnconstellaties
samenstelde. Heel duidelijk wordt dit tot
uitdrukking gebracht in het ontwerp van Neumann voor een wandschildering
in het spellokaal van het jeugdhonk 'De Meerboei'
der Hervormde Gemeente van Watergraafsmeer te Amsterdam uit 1954. Als lid van
deze gemeente werd Neumann met de opdracht
en de uitvoering ervan, die in hetzelfde jaar gerealiseerd werd,
belast. Uitgaande van de afmeting van de muur in het lokaal ontwierp Neumann op
hardboard een daarvan in maat afgeleide rechthoekige compositie van elkaar
kruisende zwarte dunne en dikkere lijnen en
gekoppelde of elkaar oversnijdende gele, zwarte, rode en blauwe vrij
strakke vormen die tegen een in rode, grijze
en gele kleurvlakken verdeelde achtergrond zijn aangebracht. Deze
compositie werd door Neumann iets boven het midden tegen de muur aangebracht en
werd in feite een reliëf doordat Neumann het grijze vierhoekige vlak linksboven
en rechtsonder in de compositie op de muur
tot in de hoeken door liet lopen. Hoewel deze compositie op het eerste gezicht
puur uit geometrische vormen lijkt te zijn opgebouwd, was er in
werkelijkheid sprake van een combinatie van geometrische en bijna geometrische
vormen wat voornamelijk in afgeronde hoeken en
gebogen lijnen tot uitdrukking werd gebracht. De aangrenzende wand heeft Neumann ook in zijn ontwerp
betrokken door tegen de onderste helft over de hele breedte verticale
kleurbanen aan te brengen in grijs, geel,
blauw en zwart. Zelfs de werkbank die voor deze wand was geplaatst werd door
Neumann in rode, blauwe, zwarte en grijze vlakken verdeeld. De zwarte
potkachel die ook al in de hoek tussen
beide wanden stond vormde hierdoor
geen storend element. (afb.)
* Deze
combinatie van geometrische en bijna geometrische vormen binnen één compositie was in eerste instantie ook
nog te vinder in de schilderijen en
linosneden die Neumann tussen 1955 en 1960 vervaardigde en voornamelijk werden
getoond op de exposities van de Liga Nieuw Beelden, waarbinnen hij vanaf de oprichting
in 1955 tot de opheffing in 1969 als lid van het dagelijks bestuur en
penningmeester een niet bescheiden rol heeft gespeeld. Zo kwam hij bijvoorbeeld
op voor een aantal leden van de Liga - waaronder Herman van der Heide, Dolf Breetvelt en Hans Ittmann en de Rotterdammers Piet
van Stuivenberg, Koos van Vlijmen en Emiel voeten - toen zij door de organisatoren binnen de Liga van de reizende
tentoonstelling Beelden in het Heden in 1958 gepasseerd werden. Naar aanleiding
hiervan bedankte Neumann in 1959 als bestuurslid. Eind 1964 keerde hij in deze functie terug die hij tot 1968
zou vervullen. Daarnaast maakte
Neumann januari 1962 als lid van de Liga, samen met Herman van der Heide, Dolf Breetvelt en Hans Ittmann, bezwaar
tegen de vrijblijvendheid van de studiegroepen binnen deze vereniging en tegen het feit dat veel opdrachten uiteindelijk aan de zogenaamde 'belangrijke'
kunstenaars van de Liga werden
gegeven. Zo werd het ontwerp voor de vormgeving van de hal op de
Atoomtentoonstelling te Schiphol in 1957 dat hij samen met Dirk Sterenberg en
Herman van der Heide maakte niet
uitgevoerd. Ook het ontwerp van Neumann van een reliëf voor de hal van het tehuis voor gehandicapte kinderen
'Amstelrade' te Amstelveen dat hij begin jaren zestig maakte werd niet
gekozen, evenmin als het ontwerp voor de vormgeving van het Surinameplein te Amsterdam dat hij samen met Gawronski en Ittmann in 1962 maakte.
Rond 1957 kwam Neumann in schilderijen en
houtsneden tot een serie
geometrisch-abstracte composities, waarin hij cirkels, vierkanten, rechthoeken en lijnen in scherp begrensde
kleurvlakken naast elkaar of elkaar overlappend in horizontale en verticale richting in het beeldvlak heeft
geplaatst, zoals in Formes et couleurs I, II, en III uit 1957 en
1958. Ook in deze werken beperkte Neumann zijn kleurgebruik tot de primaire kleuren met toevoeging van zwart en wit en werd
het tweedimensionale karakter van
het beeldvlak, vaak door samenvoeging van elkaar overlappende kleuren tot hun beider mengkleur, behouden. Daarnaast maakte Neumann in deze jaren ook een
paar werken waarin hij enigszins tot
een systematisering van zijn compositie wijze kwam. Zoals in Compositie uit 1957 waarin hij op een egaal
gekleurde achtergrond vierkanten en
rechthoeken in scherp begrensde
kleurvlakken tegen de zijden van het beeldvlak heeft geplaatst. Alhoewel
Neumann in deze werken de maatverhouding van de kleurvlakken rekenkundig
bepaalde, liet hij zich in kleurkeuze en plaatsing voor het bereiken van
evenwicht puur door zijn intuïtie leiden, zoals dat ook in de eerstgenoemde serie geometrisch-abstracte schilderijen het geval
was geweest.
Begin jaren zeventig zou Neumann in een
aantal linosneden op deze compositiewijze
terugkomen. Alhoewel hij in deze werken meerdere verschillende
geometrisch-abstracte vormen gebruikte en
meer geïnteresseerd bleek in het thema vorm en tegenvorm, werd hun plaatsing wederom intuïtief bepaald.
Zijn intuïtie bepaalde ook de plaats en
kleurkeuze van de geometrische vormen in
het reliëf dat Neumann eind jaren vijftig op
schaal ontwierp voor een wand in het Wibauthuis te Amsterdam. In deze
constructie die nooit op ware grootte is uitgevoerd, toonde Neumann belangstelling voor symmetrie en
asymmetrie die hij tot een harmonisch evenwicht
wist te brengen. (afb) Dit werk maakt geen deel
uit van een serie, maar neemt binnen het oeuvre van Neumann uit deze jaren een
aparte plaats in. Hetgeen doet vermoeden dat hij zich in deze
verbeelding van de natuurlijke realiteit
heeft laten inspireren door werk van kunstenaars
die binnen de Liga ook bezig waren met de weergave van aspecten van de natuurstructuur zoals bijv.
Baljeu in zijn reliëfs rond 1956.
Hoewel Baljeu geen lid van de Liga was, nam hij in 1956 deel aan de
tentoonstelling van deze vereniging in het
Stedelijk Museum te Amsterdam. Neumann verwerkte deze inspiratie echter op persoonlijke wijze in dit
reliëf.
Vanaf 1958 keerde Neumann in schilderijen en linosneden langzamerhand naar een minder strakke vormentaal terug,
waarin de nadruk op
tweedimensionaliteit en het gebruik van primaire kleuren met toevoeging van zwart en wit als constanten gehandhaafd bleven, in eerste instantie keerde hij in
een aantal werken weer terug tot het
combineren van geometrische en meer organische vormen en werd het uitgangspunt voor de abstractie in de titel verwerkt, zoals n L'oiseau de feu uit
1958. Daarnaast maakte hij een aantal
linosneden waarin hij minder strakke,
hoekige vormen binnen een symmetrische compositie combineerde tot vormen en tegenvormen, zoals in het
schilderij Deux taches rouges uit 1959 waarvoor een linosnede uit ± 1958
model heeft gestaan.
In 1960 en 1961 heeft Neumann nog een aantal
schilderijen vervaardigd waarin hij de geometrisch-abstracte
composities uit de jaren 1957-1959 als het ware in een
minder strakke vormentaal vertaalde.
Composities van naast en ver elkaar in horizontale en verticale richting in het vlak geplaatste
rechthoeken en vierkanten in primaire kleuren met
toevoeging van zwart en wit. In tegenstelling tot de
composities uit 1957/1959 zijn in deze
werken door een lossere penseelvoering de vlakken niet langer scherp omlijnd, waardoor de vlakken ook
niet meer egaal gekleurd zijn, maar
een onregelmatige structuur tonen, (afb
Vanaf 1962 werd de penseelvoering van Neumann
in soortgelijke
composities steeds
losser zodat in 1964 nog slechts vlekken
overbleven.Vanaf midden jaren zestig ging Neumann over tot een vrijere
abstracte vormentaal in een aantal collages
waarin hij acryl- verf, papier en
tekstfragmenten combineerde. Daarnaast maakte hij een
aantal gouaches en aquarellen waarvoor landschappen en stadsgezichten het uitgangspunt voor zijn abstractie vormden.
Drs Veron Nieuwendijk juli 1987
1969 Galerie
Klokstraat/Galerie Eewal, Leeuwarden
1973 Galerie S,
Amsterdam
1975 Galerie S,
Amsterdam
1975
Galerie Martel, Tilburg en verscheidene malen
in 'de Suite' te Amsterdam
Groepstentoonstellingen
1945 Kunst in
Vrijheid, Rijksmuseum, Amsterdam
1946 De kunst gaat
door het vrije land (reizend)
1948 Amsterdamse
Schilders van Nu, Stedelijk Museum,
Amsterdam
1949 Vrij Beelden,
Museum Fodor, Amsterdam
1949 De Keerkring,
Museum Fodor, Amsterdam
1950 Amsterdamse
Schilders van Nu, Stedelijk Museum, Amsterdam
1951 Creatie, Museum
Fodor, Amsterdam
1952 Creatie, Galerie
le Canard, Amsterdam
1953 Creatie, Museum
Fodor, Amsterdam
1953 Creatie, Galerie
le Canard, Amsterdam
1953 Creatie, Openbare
Leeszaal, filiaal Roelof
Hartplein, Amsterdam
1956 Liga Nieuw
Beelden, Stedelijk Museum,
Amsterdam
1956 Liga Nieuw
Beelden, de Glashof, Leerdam
1956 Liga Nieuw
Beelden, Gebouw Pictura, Dordrecht
1957 Liga Nieuw
Beelden, Stedelijk Museum,
Amsterdam
1958 Liga Nieuw
Beelden, Stedelijk Museum,
Amsterdam
1959 Liga Nieuw
Beelden, Noordbrabants Museum,
's-Hertogenbosch
1959 Contemporary
Prints from Holland, Pasadena
Art Museum, Corvallis, USA
Krantenknipsels en vouwbladen n.a.v. solo-en
groepstentoonstellingen
Jonneke
Fritz-Jobse, Veron Nieuwendijk en Marian van Stiphout 'Geometrisch-abstracte
kunst in Nederland, 1945-1960' Jong Holland, Tijdschrift voor beeldende
kunst en vormgeving in Nederland na 1850, introductienummer november 1984
p. 26
V.M. Nieuwendijk, Geometrisch-abstracte kunst in Nederland; Een terreinverkenning van de ontwikkelingen in de jaren 1938 tot 1965, doctoraalscriptie, KHI Utrecht, maart 1984 p.61-62.